PSALM 10

Psalm 10

Informatie en bladmuziek over Psalm 10

Tekst en zang 1773 en Datheen

Product vergelijk (0)


150 psalmen deel 1 - Nico de Mes

150 psalmen deel 1 - Nico de Mes

Mes, Nico de

150 psalmen deel 1 van Nico de MesInhoud:Psalmen 1-15 ..

€ 14,45

Contrapuntische Psalmkoralen 01 - Wim van der Steen

Contrapuntische Psalmkoralen 01 - Wim van der Steen

Steen, Wim van der

Contrapuntische Psalmkoralen 01 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 1 t/m 15..

€ 11,95

Psalm 1-10 - Jan Slagt

Psalm 1-10 - Jan Slagt

Slagt, Jan

Psalm 1-10 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor orge..

€ 21,99

Psalmbewerkingen voor orgel 1 - Margaretha Christina de Jong

Psalmbewerkingen voor orgel 1 - Margaretha Christina de Jong

Jong, Margaretha Christina de

Psalmbewerkingen voor orgel 1 van Margaretha Christina de Jong Inhoud: Psalm 01-10Opus 86..

€ 15,00

Psalmen 001-025 - Gerrit Jan van de Werfhorst

Psalmen 001-025 - Gerrit Jan van de Werfhorst

Werfhorst, Gerrit Jan van de

Psalmen 1-25 van Gerrit Jan van de WerfhorstInhoud:Psalm 1-25 ..

€ 16,95

Psalmen voor elke dag - Margriet van den Berg

Psalmen voor elke dag - Margriet van den Berg

Berg, Margriet van den

Psalmen voor elke dag van Margriet van den BergKoraalvoorspelen voor:Psalm 10Psalm 38Psalm 81Psalm 1..

€ 10,95

Psalmen voor orgel I - Jaap Niewenhuijse

Psalmen voor orgel I - Jaap Niewenhuijse

Niewenhuijse, Jaap

Psalmen voor orgel I van Jaap NiewenhuijseInhoud: Psalmen 1-15 ..

€ 14,95

Psalmvoorspelen 3 - Jan Peter Teeuw

Psalmvoorspelen 3 - Jan Peter Teeuw

Teeuw, Jan Peter

Psalmvoorspelen 3 van Jan Peter Teeuw Inhoud: Psalm 2, 3, 10, 21, 22, 29, 40, 42, 54, 68, 80, 81,..

€ 14,45

Korte Koraalvoorspelen II - Martien van der Zwan

Korte Koraalvoorspelen II - Martien van der Zwan

Zwan, Martin van der

Korte Koraalvoorspelen II van Martien van der ZwanInhoud: Psalm 1, 5 (64), 10, 15, 20, 25, 30 (76..

€ 10,95

Psalmen in voorspelen en zettingen 3 - Jan van Westenbrugge

Psalmen in voorspelen en zettingen 3 - Jan van Westenbrugge

Westenbrugge, Jan van

Psalmen in voorspelen en zettingen 3 van Jan van WestenbruggeInhoud: Psalm  2Psalm  3Psalm..

€ 15,95

Weergeven 1 t/m 10 van in totaal 10

Psalm 10

1 O HEERE! waarom staat Gij van verre? [waarom] verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?
2 De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; laat hen gegrepen worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben.
3 Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE.
4 De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
5 Zijn wegen maken ten allen tijde smarte; Uw oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan.
6 Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen; want [ik] zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.
7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
8 Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme.
9 Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
10 Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke [poten].
11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
12 Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.
13 Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken?
14 Gij ziet het [immers]; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.
15 Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, [totdat] Gij haar niet vindt.
16 De HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land.
17 HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;
18 Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.

Psalm 10

Vers 1
Waarom, o HEER, blijft Gij van verre staan?
Waarom verbergt Gij U; daar wij, gehaat,
Beangst, verschrikt, schier door den druk vergaan?
De trotsaard, die godd'loos de deugd versmaadt,
Vervolgt Uw volk in zijnen jammerstaat.
Dat hen 't besluit, tot ons verderf genomen,
In 't warnet breng', en schielijk om doe ko - men!

Vers 2
Want op zijn wens beroemt zich 't godd'loos rot;
Hij zegent vast den gierigaard, en spreekt
Tot laster van den allerhoogsten God;
Terwijl 't verwaand den neus omhoge steekt,
En in zijn hart geen onderzoeking kweekt;
Maar koestert deez' onzinnige gedachten:
"Daar is geen God, geen loon, noch straf te wach-ten."

Vers 3
Zijn handelwijs baart altijd smart op smart;
Terwijl zijn oog naar straf noch oordeel ziet;
En, daar hij stout Uw hoog gerichte tart,
Blaast hij met smaad op al wie weerstand biedt,
En zegt in zijn gemoed: "Ik wankel niet,
Terwijl ik, van geslachte tot geslachte,
Op mijnen weg geen tegenspoeden wach-te".

Vers 4
Zijn mond is vol van vloek, bedrog en list;
Zijn tong bedekt de moeit' en 't zielsverdriet;
Zijn boosheid is met valsen schijn vernist;
In hinderlaag, daar niemands oog hem ziet,
Verbergt hij zich, valt ijlings uit, vergiet
Onschuldig bloed; hij weet van geen erbarmen,
Maar sluit zijn oog voor 't bitter leed der ar-men.

Vers 5
Hij loert, en houdt zich in het donker schuil,
Gelijk een leeuw, die in zijn hol zich zet;
d' Ellendigen verrast hij uit zijn kuil;
Hij heeft zijn klauw en tanden scherp gewet,
En trekt zijn prooi in 't dicht belommerd net;
Hij buigt zich, duikt, en ijlings toegeschoten,
Valt d' arme hoop hem in de sterke po-ten.

Vers 6
Hij vleit zich, dat de Godheid dit vergeet',
Het aangezicht verberg', niet gadesla;
Noch immer zie der armen nood en leed.
Bewijs, o HEER, d' ellendigen genâ.
Betoon, dat U hun smart ter harte ga;
Sta op; verhef Uw hand, om hen te straffen,
En raad en hulp den armen te verschaf-fen.

Vers 7
Waarom ontrooft de lasteraar Gods eer?
Wat vleit hij zich, dat God het niet aanschouw'?
Gij ziet het toch, waarheen hij zich ook keer';
Want Gij merkt op de moeite, smart en rouw,
Opdat men 't U in handen geven zou.
Op U verlaat zich d' arme; zou hij vrezen?
Gij immers zijt een trouwe hulp der we-zen.

Vers 8
Fnuik Gij, o HEER, der goddelozen kracht;
Verbreek hun arm; dat U de boze ducht';
Zie neer in toorn op dit ontaard geslacht,
Opdat het nooit Uw streng gericht ontvlucht',
Maar ete van zijn werk de bitt're vrucht,
De HEER zal toch als Koning eeuwig leven,
Het heidendom is uit zijn land verdre-ven.

Vers 9
O HEER, Gij wilt, door goedheid aangespoord,
Den wens van Uw zachtmoedig volk voldoen;
Gij zult hun hart versterken naar Uw woord,
Verdrukten door Uw Godd'lijk recht behoên,
En U ter hulp van arme wezen spoen;
Opdat een mens, uit nietig stof geboren,
Niet voortga door geweld de rust te sto-ren.

Psalm 10

Vers 1
Hoe komt 't dat Gij, Heer, wijkt van ons zo wijd?
Ende bedekt Uw aangezicht zo gaar?
Verbergt Gij U, om ons tot allen tijd
Te vergeten, ook in den nood zo zwaar?
In hoogmoed branden de bozen voorwaar,
Zij plagen den armen man zeer misprezen;
Laat z' in haar listen zelf gevangen wezen.

Vers 2
Want de boze beroemt hem met hoogmoed,
Dat hij zal hebben zijnen lust met een.
Den gierigen, die daar verzamelt 't goed,
Hij zeer prijst, en lastert God in 't gemeen;
Stout'lijk veracht hij Hem bij groot en kleen;
De hoofdsom is, aller zijner gedachten.
Dat God niet is, Dien hij zo durft verachten.


Vers 3
Al wat hij doet, strekt hem stedes tot kwaad.
Uwe gerichten en bedenkt hij niet.
Met zijn vijand hij vermeten omgaat.
En meent dien om te werpen als een riet.
In zijn harte spreekt hij en denkt met vliet,
Niemand en kan mij krenken noch beschaden,
Nimmermeer zal ik met nood zijn beladen.

Vers 4
Met vloeken, valsheid en bedrog zeer groot,
Is zijnen bozen mond vol t' allen tijd.
Zijn tonge maakt moeit', arbeid ende nood,
In schaden zwaar te doen hij hem verblijdt.
Als een moorder op 't veld loert hij vol nijd,
Om heimelijk den vromen te verworgen;
Hij bespiedt ook den armen in 't verborgen.

Vers 5
Hij loert heimelijk gelijk een leeuw fel
In den kuil doet, die op een schaapken wacht,
Om te vangen en te verworgen snel
Den vrome, dien hij heeft in 't strik gebracht,
Geveinsdelijk houdt hij hem dag en nacht;
Maar met dien schijn drukt hij zonder ontfarmen,
Ende verderft met groot geweld veel armen.

Vers 6
Bovendien spreekt hij in 't hart zeer onvroed,
Dat God op deez' dingen geen achting heeft;
Maar dat Hij Zijn ogen gans'lijk toedoet,
Ja, dat Hij hiervan geen kennisse heeft.
Sta op, Heer! verhef U, toon dat Gij leeft:
Zie toch hier in, Heer! en wil niet vergeten
Hen, die in angst en ellend' zijn gezeten.

Vers 7
Waarom werd God van den bozen vol pracht
Gelasterd? die daar spreekt in 't harte blent,
Dat Gij op zijn doen ganselijk niet acht?
Dat Gij 't toch ziet, het is U al bekend;
Tot den handel der armen Gij U wendt.
Daarom staan zij op U tot allen stonden,
Die een helper der weeskens zijt bevonden.

Vers 8
Breek de kracht en den arm vol van geweld
Der godd'lozen, ende bezoek zeer haast
Haar boosheid, en hen die voor ogen stelt;
Opdat ze vergaan en werden verbaasd.
Dan zult Gij, Heer! (ofschoon de boze raast)
Heersen als Koning, en uit Uwe landen
Werden geroeid al de schalken met schanden.

Vers 9
Gij zult, o Heer! horen genadelijk
Uwes volks stem, dat in ellend' verflauwt,
En versterken met troost gestadelijk.
Hoor toch 't gebed des volks dat U vertrouwt;
Den weduwen en wezen zeer benauwd,
Doe recht, dat de bozen hen niet en kwellen,
En daartegen hen nu voort niet meer stellen.

Do NOT follow this link or you will be banned from the site!