PSALM 44

Psalm 44


Informatie en bladmuziek over Psalm 44

Tekst en zang 1773 en Datheen

Product vergelijk (0)


67 voorspelen bij Psalmen - Dick Troost

67 voorspelen bij Psalmen - Dick Troost

Troost, Dick

67 voorspelen bij Psalmen van Dick Troost Voor orgelHet kerkelijk jaar rondInhoud:Psalm 2Psalm 8P..

€ 20,00

Orgelalbum I - Thorsten Maus

Orgelalbum I - Thorsten Maus

Maus, Thorsten

Orgelalbum I van Thorsten MausInhoud: Psalm 3Psalm 9Psalm 44Psalm 67Psalm 73 ..

€ 14,45

Psalmen 2 - Chris Haalboom

Psalmen 2 - Chris Haalboom

Haalboom, Chr.

Psalmen 2 van Chris Haalboom25 Psalmen voor elektronisch orgel en kerkorgelInhoud:Psalm 26-50..

€ 8,95

Psalmen voor Nu - Beker met een barst muziekboek

Psalmen voor Nu - Beker met een barst muziekboek

Psalmen voor Nu - Beker met een barst muziekboekIn dit boek zijn opgenomen tekst en melodie van psal..

€ 15,00

Psalmen voor orgel 1 - Jaap Niewenhuijse

Psalmen voor orgel 1 - Jaap Niewenhuijse

Niewenhuijse, Jaap

Psalmen voor orgel van Jaap NiewenhuijseInhoud: Psalm 3Psalm 9Psalm 44Psalm 67Psalm 73 ..

€ 12,95

Psalmen 026-050 - Gerrit Jan van de Werfhorst

Psalmen 026-050 - Gerrit Jan van de Werfhorst

Werfhorst, Gerrit Jan van de

Psalmen 26-50 van Gerrit Jan van de WerfhorstInhoud:Psalmen 26-50 ..

€ 16,95

150 psalmen deel 3 - Nico de Mes

150 psalmen deel 3 - Nico de Mes

Mes, Nico de

150 psalmen deel 3 van Nico de MesInhoud:Psalmen 31-45 ..

€ 14,45

Contrapuntische Psalmkoralen 03 - Wim van der Steen

Contrapuntische Psalmkoralen 03 - Wim van der Steen

Steen, Wim van der

Contrapuntische Psalmkoralen 03 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 31 t/m 45..

€ 11,95

Psalmen in voorspelen en zettingen 4 - Jan van Westenbrugge

Psalmen in voorspelen en zettingen 4 - Jan van Westenbrugge

Westenbrugge, Jan van

Psalmen in voorspelen en zettingen 4 van Jan van WestenbruggeInhoud: Psalm  29Psalm  34Psa..

€ 15,95

Psalm 41-50 - Jan Slagt

Psalm 41-50 - Jan Slagt

Slagt, Jan

Psalm 41-50 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor org..

€ 21,99

Psalmbewerkingen voor orgel 5 - Margaretha Christina de Jong

Psalmbewerkingen voor orgel 5 - Margaretha Christina de Jong

Jong, Margaretha Christina de

Psalmbewerkingen voor orgel 5 van Margaretha Christina de Jong Inhoud: Psalm 41-50Opus 96..

€ 15,00

18 Psalmbewerkingen 6 - Leen Schippers

18 Psalmbewerkingen 6 - Leen Schippers

Schippers, Leen

18 Psalmbewerkingen 6 van Leen SchippersInhoud:1. Psalm 302. Psalm 443. Psalm 1464. Psalm 575. Psalm..

€ 20,99

Weergeven 1 t/m 12 van in totaal 12

Psalm 44

1 Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.

2 Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten.

3 Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.

4 Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs.

5 Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.

6 Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen.

7 Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.

8 In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela.

9 Maar [nu] hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.

10 Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven [ons] voor zich.

11 Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.

12 Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.

13 Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.

14 Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.

15 Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;

16 Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.

17 Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.

18 Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.

19 Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.

20 Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid,

21 Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.

22 Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.

23 Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.

24 Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?

25 Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.

26 Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil.

Psalm 44

Vers 1
O God, wij mochten met onz' oren,
Weleer van onze vaad'ren horen,
Wat werk Gij in hun dagen wrocht,
Hoe G'oudtijds hen met heil bezocht.
Gij hebt de heid'nen met Uw hand
Verdreven, dat zij 't erf verlieten;
Hen fel geplaagd, Uw volk geplant,
En op het weeld'rigst voort doen schieten.

Vers 2
Hun zwaard deed hen dit land niet erven;
Hun arm deed hen geen heil verwerven;
Maar Uwe rechterhand, Uw macht
Heeft hun dien voorspoed toegebracht;
De glans van't Godd'lijk aangezicht
Heeft hen de zege weg doen dragen;
Want Gij omscheent hen met het licht
Van Uw genadig welbehagen.

Vers 3
Gij zelf, o God, die, uit Uw woning,
Ons hulp verleendet, zijt mijn Koning;
Verlos ons van't gedreigde kwaad;
Gebied het heil voor Jacobs zaad.
Gij doet ons onze weêrpartij
Met hoornen stoten in de lenden;
In Uwen naam vertreden wij
Die tegen ons de wapens wenden.

Vers 4
Stap ik vol moeds ten oreloge,
'k Vertrouw niet op mijn stalen boge;
Ik weet, dat, in den heten strijd,
Mij zwaard noch dapperheid bevrijdt;
Maar Gij verlost den vegen staat,
Van 's vijands macht, waarvoor wij duchten;
Ook doet Uw hand al wie ons haat
Met schand' en schaamte henen vluchten.

Vers 5
't Is God, dien w' onzen Redder noemen,
In Wien w' ons al den dag beroemen;
Den lof Uws naams, alom verbreid,
Verheffen wij in eeuwigheid.
Maar nu verstoot Gij ons, o HEER,
Wij zien ons hoofd met schand' bedekken;
Dewijl Gij met ons heir niet meer,
Ter hulp, als eertijds, uit wilt trekken.

Vers 6
Gij doet ons bevend rugwaarts wijken,
En steeds voor d' overmacht bezwijken
Van haat'ren, die ons goed en bloed
Vast roven in hun euvelmoed.
Gelijk de schapen, die men slacht,
Hebt G' ons aan hen tot spijs gegeven;
Ons onder 't heidendom gebracht,
Waar wij verstrooid, vol kommer, leven.

Vers 7
Het volk, dat Gij hebt uitverkoren,
Verkoopt G' aan die Uw erfdeel storen,
Voor geen waardij, hoe min men bied',
En hunnen prijs verhoogt Gij niet.
Gij stelt ons tot een bitt'ren smaad
Voor schamp're buren, die ons honen.
De spot en schimp straalt van't gelaat
Der volken, die rondom ons wonen.

Vers 8
Gij doet ons tot een spreekwoord strekken
Den heid'nen, waar G' ons heen doet trekken;
En 't volk, dat ons te snood berooft,
Schudt over ons, afkerig, 't hoofd.
Mijn schande stelt men vals in 't licht,
Z' is nimmer uit mijn oog geweken;
De schaamte dekt mijn aangezicht,
Zodat ik 't hoofd niet op durf steken.

Vers 9
De stem des honers moet ik horen,
Zijn lastertaal klinkt mij in d' oren;
De boze vijand koelt zijn moed,
En dorst wraakgierig naar ons bloed.
Wij hebben echter in die smart,
Schoon wij dit alles ondervonden,
U niet vergeten in ons hart,
Noch trouw'loos Uw verbond geschonden.

Vers 10
Ons hart heeft zich van U, in noden,
Niet afgekeerd tot valse goden,
En onze gang week niet van 't pad,
Dat Gij ons voorgeschreven hadt;
Al hebt G' ons, in Uw toornegloed,
Verpletterd in een plaats der draken,
En ons verdrukt en bang gemoed,
De doodsvalleien doen genaken.

Vers 11
Ja, hadden w', in dien druk gezeten,
Den naam van onzen God vergeten,
De handen, in verlegenheid,
Tot vreemde goden uitgebreid,
Zou God, naar Zijn onkreukbaar recht
Die euveldaad niet onderzoeken?
Al wat in 't hart wordt overlegd,
Kent Hij, tot in de diepste hoeken.

Vers 12
Maar wij, om Uwentwil verdreven,
Verliezen, al den dag, het leven;
Wij worden slechts van hen geacht
Als schapen, voor het mes gebracht.
Waak op, o HEER, waarom toch zoudt
Gij slapen, en de smart vergroten?
Ontwaak, toon dat G' ons nog aanschouwt,
En ons niet eeuwig wilt verstoten.

Vers 13
Waarom, daar wij Uw bijstand vergen,
Zoudt Gij Uw aangezicht verbergen?
Waarom vergeten onz' ellend
En onderdrukking zonder end?
Want onze ziel, die nauw'lijks leeft,
Is treurig in het stof gebogen;
Daar onze buik aan d' aarde kleeft,
Bezwijken wij in onvermogen.

Vers 14
Sta op, o God, toon medelijden,
Laat ons Uw arm van nood bevrijden;
Verlos ons uit den angst, o HEER;
Zo krijgt Uw goedheid eeuwig d' eer.

Psalm 44

Vers 1
Heer, Uw wonderwerken verkoren
Hebben wij dikwijls met ons oren
Gehoord van ons voorvaders goed,
Die Gij voortijds deedt en nog doet.
De volkeren verdreef Uw hand,
Gij deedt ons vaders in 't land groeien;
De heid'nen dreeft Gij uit dat land,
En deed ons kind'ren daarin bloeien.

Vers 2
Onz' vaders hebben door 't zwaard krachtig
't Land niet ingenomen eendrachtig;
In den nood die hen is geschied,
Heeft hen hare arm verlost niet.
Maar hun is geweest enen schild
Uw rechterhand en Uw sterk' armen,
Ja Uw aanschijn; omdat Gij wilt
U Heer, over Uw volk ontfarmen.

Vers 3
Gij zijt, Heer, de Koning alleine,
Die heerst met macht groot in 't gemeine.
Maak dat Jakob Uw volk bemind,
Den gewoonlijken bijstand vindt.
Door Uw hulp zullen wij verslaan
Al onz' vijanden, die ons kwellen.
Door Uwen Naam worden verdaan
Al die hen, Heer, tegen ons stellen.

Vers 4
Op mijn boog wil ik niet vertrouwen,
Noch op mijn zwaard wil ik niet bouwen;
Want al die dingen meteen
En doen mij hulp noch bijstand geen,
Maar Gij alleen hebt ons bewaard
Tegen alle onze vijanden,
Ja Gij, Heer, met schande bezwaart
Al die tegen ons zijn gestanden.

Vers 5
God is alleen ons eer geprezen;
Dies moeten wij gedachtig wezen,
Hoe wij steeds zullen zij bekwaam
Om groot te maken Uwen naam.
Maar Gij, Heer, zeer ver van ons wijkt,
Gij laat ons gans worden tot schande;
Onze krijgslieden Gij bezwijkt,
Als zij in nood zijn der vijanden.

Vers 6
Gij doet, dat wij 't veld moeten laten
Voor de moorders; Heer, die ons haten
Omringen ons en ook ons goed,
Naar haren lust ende hoogmoed.
Gij maakt, dat ons de bozen wreed,
Als slachtschapen, aan alle zijden
Vereten, en verstrooien breed
Onder hen die ons zeer benijden.

Vers 7
Om niet verkoopt Gij Uw volk, Heere,
Als een ding, dat veracht is zere;
Zodat Gij (als men 't wel ziet aan)
Daarvan genen nut hebt ontvaan.
Gij maakt dat wij zijn vol van smaad
Bij alle onze nageburen.
Wij zijn in den schimp, spot en haat
Onzer bijwoners t' allen uren.

vers 8
Wij zijn, o Heer, tot alle stonden
Der heidenen spreekwoord bevonden.
Ieder die ons ziet, ons veracht
En schudt dat hoofd, ja ons belacht.
Schaamt' ende smaad dagelijks gaan
Voor mij, die mijn ziele zeer tergen;
Met schand' en leed ben ik bevaan;
Zodat ik mijn aanzicht moet bergen.

Vers 9
Zeer veel smaadheid moeten wij horen.
Veel bitter verwijt komt ons voren,
Veel wraakgierigen zijn bijeen,
Die hen willen wreken gemeen.
Doch Gij zijt, Heer (alzo men ziet),
Van ons bij dezen niet vergeten;
Maar wij hebben ons al met vliet
Naar Uws verbonds inhoud gekweten.

Vers 10
Op niemand dan op U alleine,
Heeft, Heer, gestaan onz' hope reine.
Uit Uw voorschreven wegen goed
Is niet geweken onze voet;
Al hebt Gij ons met draken wreed
Gestraft, ja ook gans overvallen,
En ons in den kuil diep en breed
Des doods geworpen, Heer, met allen.

Vers 11
Hadden wij niet geweest gedachtig
Onz' Heeren ende Gods almachtig,
Of onz' handen tegen 't gebod
Uitgestrekt, dan alleen tot God;
De Heer, zou zulks straffen voorwaar,
Hij, Die kan zien ende doorgronden
's Mensen hart, en Wien openbaar
Alle dingen zijn t' alle stonden.

Vers 12
Om Uwentwil zijn wij geslachtet,
Ommegebracht, en ook geachtet
Als schapen, die daar zijn bereid,
Om op de bank te zijn geleid.
Waarom slaapt Gij, Heer, in den nood?
Ontwaak, zie ons, die boven maten
Benauwd zijn, en toon Uw kracht groot,
En wil ons nu toch niet verlaten.

Vers 13
Waarom is 't dat Gij U verberget,
Als men ons overlasting verget?
Waarom hebt Gij meed'lijden geen,
Als men ons benauwt in 't gemeen?
Uw strafheid, die over ons gaat,
Maakt ons vol schande en onwaarde;
Mitsdat Gij ons zo nederslaat,
Onze buik kleeft gaar aan de aarde.

Vers14
Maak U op en sla ons toch gade,
Help ons naar Uw grote genade,
En ons door Uwe goedigheid
Verlos van deze tegenheid.

Do NOT follow this link or you will be banned from the site!