PSALM 99
Psalm 99
Informatie en bladmuziek over Psalm 99
Musica Selecta deel 12 - Feike Asma
Asma, Feike, Kooijmans, WybeMusica Selecta deel 12 van Feike AsmaNieuwe notaties bijeengebracht door Wybe KooijmansInhoud:P..
€ 14,99
Psalmbewerkingen voor orgel 09 - Gerrit 't Hart
Hart, Gerrit 'tPsalmbewerkingen voor orgel 09 van Gerrit 't HartInhoud:Psalm 13Psalm 23Psalm 51 ( 3 variaties)Psalm..
€ 9,95
Psalm 91-100 - Jan Slagt
Slagt, JanPsalm 91-100 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor o..
€ 21,99
Orgelkunst 16 - Diverse artiesten
Wendt, GradusOrgelkunst 16 van diverse artiestenPsalmvoorspelenInhoud: Psalm 1:1Psalm 1:2Psalm 2:1Psalm 3:2Psalm ..
€ 8,95
Koraalbewerkingen voor orgel 23 - Martin Mans
Mans, MartinKoraalbewerkingen voor orgel 23 van Martin MansInhoud: 1. Fantasie 'Daar ruist langs de wolken'..
€ 10,00
Psalm 99
1 De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit [tussen] de cherubim; de aarde bewege zich.
2 De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
3 Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is;
4 En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
5 Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
6 Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
7 Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, [die] Hij hun gegeven had.
8 O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
9 Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig.
Psalm 99
Vers 1
God, de HEER, regeert;
Beeft, gij volken, eert,
Eert Zijn hoog bestel,
Die bij Israël
Tussen Cherubs woont,
En Zijn grootheid toont;
Dat zich d' aard bewege;
Hij is Isrels zege.
Vers 2
God, die helpt in nood,
Is in Sion groot;
Aller volken macht
Niets bij Hem geacht;
Buigt u dan in 't stof,
En verheft met lof
't Heilig Opperwezen;
Wilt het eeuwig vrezen.
Vers 3
Looft met hart en stem,
Looft de kracht van Hem,
Die het recht bemint
In Zijn rijksbewind.
't Recht hebt Gij gestaafd;
't Geen G' aan Jacob gaaft,
Toond' aan Isrels leden
Recht en billijkheden.
Vers 4
Roemt nu onzen God;
Knielt op Zijn gebod,
Voor Zijn voetbank neer;
Heilig is de HEER
Op Zijn hogen troon.
Amrams grote zoon
En zijn broeder waren
Bij zijn priesterscharen.
Vers 5
Ook was Samuël,
Op Gods hoog bevel,
Biddend voor Zijn volk,
Als een hemeltolk;
Hij en and'ren meer
Riepen tot den HEER,
Die met gunstig' oren
Hun geroep wou horen.
Vers 6
Uit Zijn heiligdom,
In een wolkkolom,
Heeft Hij Zijne wet
Bij hen ingezet,
Die door 's HEEREN kracht,
Van hen werd volbracht.
't Nakroost der Hebreeuwen
Volge dit all' eeuwen.
Vers 7
Gij, met hen begaan,
Hebt hun wens voldaan;
HEER, die naar Uw woord,
Hun gebed verhoort,
Gij, Gij waart hun lot,
Hun vergevend God;
Schoon z' ook om hun zonden,
Straffen ondervonden.
Vers 8
Geeft dan eeuwig' eer
Onzen God en HEER;
Klimt op Sion, toont
Eerbied, waar Hij woont,
Waar Zijn heiligheid
Haren glans verspreidt:
Heilig toch en t' eren
Is de HEER der heren.
Psalm 99
vers 1
Onze God Die is
Een Koning gewis,
Daarom ook nu raast
Dat volk gans verdwaasd.
Op cherubim voort
Vaart God ongestoord;
Dies moet dat gans aardrijk
Hem vrezen al gelijk.
vers 2
Zeer groot is de Heer,
Verheven in eer,
In Sion met kracht,
Dies ieder geslacht
Moet den Name Zijn
Met zang prijzen fijn;
Want Hij is wonderbaar
En zeer heilig voorwaar.
vers 3
De koning niet slecht,
Heeft zeer lief dat recht
En rechtvaardigheid
Met de billigheid.
Daar leidt de Heere
Jakob met ere,
Naar Zijn woord met bescheid,
In der gerechtigheid.
vers 4
Lovet nu dan vrij
Onzen God zeer blij,
En valt met ootmoed
Voor Hem nu te voet;
Zijn Naam is heilig.
Mozes goedwillig
En Aäron, die t' zaam
Gods dienaars zijn bekwaam.
5
Die en Samuël
Zijn naar Gods bevel
Biddende verhoord,
Naar Zijn godd'lijk woord
Uw volk beladen,
Als zij U baden,
Waren van U ontvaan
En verhoord van stond' aan.
vers 6
Uit de wolken klaar
Sprak Hij met hen daar,
En toonde hen bloot
De kolomme rood.
Zij onbezwaret
Hebben bewaret
Zijn woord ende verbond
't Welk kwam uit Zijnen mond.
vers 7
Gij, Die onz' God zijt,
Hebt verhoord altijd.
Uw volk; de misdaad
Hebt Gij vroeg en spaad'
Hen gans vergeven;
Doch Gij daarneven
Hebt, zonder onderlaat,
Gestraft haar zonden kwaad.
vers 8
Den Heere nu prijst,
Hem ere bewijst;
Wilt Hem bidden aan
Op Zijnen berg zaan,
Naar Zijn gevallen;
Want boven allen
Is Hij heilig en goed;
Dies elk Hem loven moet.