PSALM 149
Psalm 149
Informatie en bladmuziek over Psalm 149
Contrapuntische Psalmkoralen 10 - Wim van der Steen
Steen, Wim van derContrapuntische Psalmkoralen 10 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 136 t/m 150..
€ 11,95
Psalm 141-150 - Jan Slagt
Slagt, JanPsalm 141-150 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor ..
€ 21,99
Kerk en huis deel 20 - Feike Asma
Asma, FeikeKerk en huis deel 20 van Feike AsmaInhoud:1. Psalm 42 - Trio2. Psalm 149 - Inleiding en Koraal3. U z..
€ 8,99
Psalm 149
1 Hallelujah! Zingt den HEERE een nieuw lied; Zijn lof zij in de Gemeente [Zijner] gunstgenoten.
2 Dat Israel zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning.
3 Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.
4 Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil.
5 Dat [Zijn] gunstgenoten van vreugde opspringen, om [die] eer; dat zij juichen op hun legers.
6 De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;
7 Om wraak te doen over de heidenen, [en] bestraffingen over de volken;
8 Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;
9 Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!
Psalm 149
Vers 1
Looft, looft den HEER, dien, onbedwongen,
Een nieuw gezang zij toegezongen,
In 't midden Zijner gunstelingen,
Die Hem ter ere zingen.
Dat Israël, met blijden klank,
Zijn milden Schepper loov' en dank';
Dat Sions kroost, met lofgejuich,
Zich voor zijn Koning buig'.
Vers 2
Laat d' ijverige tempelreien
Op fluiten 's Hoogsten naam verbreien;
Hun psalmgezangen vrolijk paren,
Met trommelen en snaren;
Nu God met lust Zijn ogen slaat
Op Jacobs uitverkoren zaad;
Zachtmoedigen Zijn gunst betoont,
En hen met heil bekroont.
Vers 3
Op 't heug'lijkst zien Zijn gunstgenoten,
Door 't heilsieraad, hun eer vergroten;
Dies mogen zij van blijdschap springen,
En op hun legers zingen.
Het lied, gewijd aan 's HEEREN lof,
Die hoger rijst dan 't hemelhof,
Vervult hun keel, hun hand aanvaardt
Een scherp tweesnijdend zwaard.
Vers 4
Dus wil d' Almachtig', op hun smeken,
Door hen zich aan de heid'nen wreken;
Door hen de wreev'le volken straffen,
Elk loon naar werk verschaffen;
Hun koningen in ketens slaan;
Hun groten doen in boeien gaan,
En 't recht, gelijk 't beschreven staat,
Volvoeren naar Zijn raad.
Vers 5
Zo zal de heerlijkheid der vromen
Op 't luisterrijkst te voorschijn komen;
Zo schenkt Gods goedheid hun begeren;
Lof zij den HEER der heren!
Psalm 149
Wilt een nieuw lied den Heere zingen;
Wilt Hem Zijn eer heerlijk toebringen;
Dat nu onder Zijn volk gemeine
Zijn lof gehoord zij reine.
Gij, Israël, in vreugd nu leeft,
In den Heer Die u gemaakt heeft;
In dezen Koning u verblijdt,
Die Sions kind'ren zijt.
Dat men met fluiten Zijnen Name
Prijz' en met trommelen bekwame;
Met harpen zoet moet men ook loven
Den Heere van hier boven,
Want den Heer behaagt Zijn volk al,
Dat Hij verkiest naar Zijn geval;
De kleinen zal Hij vereren
En haar goed vermeren.
Toch zullen de vromen geprezen
Hierna vrolijk en verblijd wezen;
Ja men zal z' op haar bedde horen
Zingen en vreugd oorboren.
In hare kelen zullen zij
Des Heeren lof hebben zeer blij;
En in haar handen (vol waarden)
Tweesnijdende zwaarden.
Opdat zij verderven met krachten
Daarmee alle boze gedachten,
En straffen de harten hoogmoedig
Met scherpe wrake spoedig
Opdat zij vangen zo meteen
Koningen en prinsen niet kleen;
En met ketenen en banden
Vast sluiten haar handen.
Als zij die straffen dat ze beven,
Zij doen zulks als daar staat voorschreven;
Dit 's Uwer heiligen, o Heere!
Heerlijkheid en haar ere.