PSALM 50
Psalm 50
Informatie en bladmuziek over Psalm 50
67 voorspelen bij Psalmen - Dick Troost
Troost, Dick67 voorspelen bij Psalmen van Dick Troost Voor orgelHet kerkelijk jaar rondInhoud:Psalm 2Psalm 8P..
€ 20,00
Compositie - Diverse componisten
Berg, Margriet van den, Kleermaker, Klaas, ...Compositie van diverse componisten Vier bewerkingen voor orgel bekroond in de prijsvraag 2012 van..
€ 15,95
Een bundel van stralen - Margriet van den Berg
Berg, Margriet van denEen bundel van stralen van Margriet van den BergInhoud: Psalm 8Psalm 26Psalm 50Psalm 146..
€ 11,95
Psalmen 2 - Chris Haalboom
Haalboom, Chr.Psalmen 2 van Chris Haalboom25 Psalmen voor elektronisch orgel en kerkorgelInhoud:Psalm 26-50..
€ 8,95
Psalmen 026-050 - Gerrit Jan van de Werfhorst
Werfhorst, Gerrit Jan van dePsalmen 26-50 van Gerrit Jan van de WerfhorstInhoud:Psalmen 26-50 ..
€ 16,95
150 psalmen deel 4 - Nico de Mes
Mes, Nico de150 psalmen deel 4 van Nico de MesInhoud:Psalmen 46-60 ..
€ 14,45
Contrapuntische Psalmkoralen 04 - Wim van der Steen
Steen, Wim van derContrapuntische Psalmkoralen 04 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 46 t/m 60..
€ 11,95
Psalmen in voorspelen en zettingen 4 - Jan van Westenbrugge
Westenbrugge, Jan vanPsalmen in voorspelen en zettingen 4 van Jan van WestenbruggeInhoud: Psalm 29Psalm 34Psa..
€ 15,95
Korte Koraalvoorspelen V - Martien van der Zwan
Zwan, Martin van derKorte Koraalvoorspelen V van Martien van der ZwanInhoud: Psalm 11, 14 (53), 18 (144), 26, 37, 50,..
€ 11,95
Psalm 41-50 - Jan Slagt
Slagt, JanPsalm 41-50 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor org..
€ 21,99
Psalmbewerkingen voor orgel 5 - Margaretha Christina de Jong
Jong, Margaretha Christina dePsalmbewerkingen voor orgel 5 van Margaretha Christina de Jong Inhoud: Psalm 41-50Opus 96..
€ 15,00
18 Psalmbewerkingen 6 - Leen Schippers
Schippers, Leen18 Psalmbewerkingen 6 van Leen SchippersInhoud:1. Psalm 302. Psalm 443. Psalm 1464. Psalm 575. Psalm..
€ 20,99
Psalm 50
1 Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
2 Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
3 Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
4 Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
5 Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!
6 En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.
7 Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.
8 Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
9 Ik zal uit uw huis geen var nemen, [noch] bokken uit uw kooien;
10 Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
11 Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
12 Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
13 Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
14 Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.
15 En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
16 Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
17 Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
18 Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
19 Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
20 Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
21 Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
23 Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie [zijn] weg [wel] aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Psalm 50
Vers 1
Der goden God verheft Zijn stem met macht,
En roept deez' aard', vanwaar de zon, met pracht,
In 't oosten rijst, tot waar z' in zee verdwijnt.
Uit Sion, zo volkomen schoon, verschijnt
God vol van glans, om op Zijn troon te stijgen;
Hij, onze God, Hij komt en zal niet zwijgen.
Vers 2
Verterend vuur gaat voor Zijn aanzicht heen;
Een felle storm verzelt alom Zijn treên.
Nu Hij Zijn volk zal richten voor elks oog,
Roept Hij tot aard' en hemel van omhoog;
"Verzamelt Mij Mijn dierb're gunstgenoten,
Die Mijn verbond op 't heilig offer sloten."
Vers 3
De heem'len zijn getuigen van Zijn recht;
Want God is Zelf de Rechter, die't beslecht.
"Hoor gij, Mijn volk, hoor Isrel, daar Ik tot
U spreek en roep: Ik, God, Ik ben uw God.
'k Bestraf u niet vanwege d' offeranden,
Daar die gestaâg voor Mij op 't outer branden."
Vers 4
"'k Zal uit uw huis geen var, noch uit uw kooi
Voor 't brandaltaar begeren bok of ooi;
Want al 't gediert' der wouden is het Mijn';
Wat beesten er op duizend bergen zijn,
Wat vogels ooit rondom hun toppen vlogen,
Het wild des velds, 't is al in Mijn vermogen."
Vers 5
"Nooit klaagd' Ik 't u, indien Ik honger had,
Want d' aard is Mijn', en al wat zij bevat.
Zou stierenvlees, of wat ooit mensen voedt,
Mijn spijze zijn? Mijn drank der bokken bloed?
Neen; offert God uw dankb're lofgezangen;
't Geen gij belooft, moet d' Allerhoogst' ontvangen."
Vers 6
"Roept in den nood tot Mij, uw God en HEER,
Dan help Ik u, en gij geeft Gode d' eer".
Maar Zijne taal tot goddelozen luidt:
"Waarom toch spreekt gij Mijne wetten uit?
Wat roemt gij u als Mijn verbondelingen,
Daar g' u door woord noch straffen laat bedwingen?"
Vers 7
"Ziet gij een dief, gij loopt met hem en steelt;
Gij zijt het, die met overspelers deelt
In't vuil vermaak van hun ontuchtigheên;
Uw mond is vol van ongebonden reên;
Uw snode tong is afgericht op liegen,
En steeds gewend aan veinzen en bedriegen."
Vers 8
"Gij zit, gij spreekt van uwen broeder kwaad;
Uw moeders zoon vervolgt gij bits met smaad,
En lastert hem: dit doet gij vrij en blij;
Ik zwijg; dies meent ge, dat Ik ben als gij.
'k Zal over u een heilig vonnis vellen,
En uw gedrag u klaar voor ogen stellen."
Vers 9
"Verstaat dit toch, vergeters van Gods wet,
Opdat Ik niet verscheur', en niemand redd'.
Wie 't dankbaar hart Mij biedt ter offerand',
Die geeft Mij eer, en elk, die met verstand
Zijn wegen richt, mag op Mijn gunst vertrouwen;
Ik zal Gods heil hem eeuwig doen aanschouwen."
Psalm 50
Vers 1
God, Die der goden Heer is, spreken zal,
En samenroepen dat gans' aardse dal,
Van den opgang tot den nedergang breed.
Uit Sion komt God, Die daar is bekleed
Met heerlijkheid en schoonheid hoog geprezen;
Onze God komt, Die niet stille zal wezen.
Vers 2
Voor Hem gaat een fel verslindende vier,
Een groot onweder komt met Hem tot hier.
Hij zal hemel en aard' aanspreken wel,
En Zijn volk richten, zeggende zeer snel:
Verzaamt Mij Mijn heil'gen, die met vertrouwen
Offeren en Mijn verbond onderhouwen.
Vers 3
En gij, hemels, zult melden overbreid
Gods, des Rechters grote gerechtigheid,
Hoort mijn volk, Ik spreek u aan in 't gemeen,
Ik ben uw God, daar is ook anders geen;
Ik zal u niet straffen om uw off'randen,
Die ik hebbe geëist van uwe handen.
Vers 4
Van u iets te nemen heb Ik geen nood,
Ossen noch bokken, 't zij klein ofte groot;
Want al het vee der bossen dat is mijn,
Ook de dieren, die met duizenden zijn
Op de bergen; ja de vogelkens kleine
En 't gedierte des velds is Mijn alleine.
Vers 5
Al hongerde Mij, Ik en zei 't u niet;
Want 't aardrijk is Mijn, met al, dat men ziet.
Meent gij, dat Ik ossenvlees eten moet,
Of tot drank behoeve der bokken bloed?
Neen Ik; maar offert dankzegging met zingen,
En wilt uw beloften doen en volbringen.
Vers 6
Roept Mij aan, en Ik zal u in den nood
Helpen, en gij zult Mijn Naam maken groot.
Maar God spreekt de schalken aan zeer verstoord:
Waarom verkondigt gij alzo Mijn woord?
En neemt Mijn bond in uwen bozen monde,
Dewijl gij Mijn straffe haat in den gronde.
Vers 7
Nadat gij ook hebt Mijn gebod versmaad,
En als gij nog een dief ziet, met hem gaat;
Dien zijt gij gelijk, ja ook toegedaan.
Van echtbrekers wilt gij u niet ontslaan;
Den mond opent gij tot schenden en smaden,
Uw tonge kan niet dan liegen en schaden.
Vers 8
Gij zit en relt van uwen broeder kwaad,
En met achterklap gij hem zeer belaadt;
Dit doet gij, en omdat Ik zwijge stil,
Gij meent, dat Ik u gelijk wezen wil;
Maar ik zal u nog onder ogen stellen
Uw zond' en u daarom straffen en kwellen.
Vers 9
Och! wilt toch dit merken en wel verstaan,
Gij die God gans vergeet, hoort dit vermaan.
Opdat gij niet zonder hulp haast vergaat.
Die dankoffert, die eert Mij met der daad,
Spreekt God; en die dezen weg gaan en treden
Zullen Mijn heil overkomen in vrede.